Het schoudergewricht
Het schoudergewricht bestaat uit de bovenarm en het schouderblad. De schouderkop bevindt zich aan de kant van de bovenarm en de schouderkom aan de kant van het schouderblad. Om het gewricht heen ligt het gewrichtskapsel. Om het kapsel heen lopen pezen en spieren. Elke spier heeft een pees die vast zit aan het bot van de humeruskop. De spieren en pezen tezamen vormen de “rotator cuff”. De beweging en stabiliteit van het schoudergewricht is afhankelijk van een goed functionerende rotator cuff. Wanneer de rotatorspieren zich aanspannen kan de schouder verschillende kanten op bewogen worden. Tussen de rotator cuff en het dak van de schouder bevindt zich een slijmbeurs, die als een soort stootkussen fungeert. De bovenzijde van de schouder wordt gevormd door het sleutelbeen (clavicula) en het dak van de schouder (acromion). Deze delen vormen samen het acromioclaviculaire gewricht.
De beschadiging
Het schoudergewricht is het meest instabiele gewricht van het lichaam. Bij een val of krachtige beweging kan de schouder uit de kom gaan (luxeren) of ontwricht raken. De instabiliteit van het schoudergewricht kan onder andere worden verklaard doordat de kom van het gewricht niet echt een kom is, maar een botdeel met een vrij vlak oppervlak en doordat de kop van de schouder veel groter is dan de kom. Een ontwrichting ontstaat door een plotselinge beweging zoals een val of een ruk aan de arm. Indien de kracht groot genoeg is kan de kop bij een luxatie of ontwrichting de kraakbeenrand losscheuren. Deze kraakbeenrand wordt het labrum genoemd. Vaak scheurt daarmee ook het kapsel, dat versterkt is met banden (ligamenten), aan de voorzijde los. Dit zorgt ervoor dat de stootfunctie nadien ontbreekt en het kapsel met de ligamenten niet meer op spanning staat. De kans op een nieuwe luxatie of ontwrichting is hierdoor veel groter geworden. Soms gaat het afscheuren van de kraakbeenrand tevens gepaard met botverlies van de kom (het glenoid) en/of een beschadiging van de kop van het schoudergewricht.
Typische symptomen van instabiliteit zijn:
Het gevoel van instabiliteit
Herhaaldelijke luxaties of bijna luxaties (subluxaties)
Gevoel van een ontsteking in de schouder
Pijn in de schouder, met name bij gooibewegingen of werkzaamheden boven schouderniveau.
Vaak geeft de patiënt aan niet op de schouder te kunnen vertrouwen, uit angst dat de schouder nogmaals zal ontwrichten of luxeren.
Er zijn overigens ook mensen waarbij het schouderkapsel van nature ruim is. Een (te) ruim kapsel kan ook aanleiding geven tot schouderklachten, hierbij is echter geen sprake van een beschadiging. Deze vorm van instabiliteit bestaat niet uit luxaties, maar een instabiel gevoel en een klikkende sensatie, omdat de schouderkop op de rand van de kom kan staan en vervolgens weer terugschiet in zijn normale positie. In deze situatie zal er vrijwel nooit voor een operatie gekozen worden.
De diagnose wordt gesteld op basis van de voorgeschiedenis, de anamnese en het lichamelijk onderzoek. Aanvullend zal er, behalve een röntgenfoto ook een MRI of CT scan van de schouder worden gemaakt.
Afhankelijk van uw leeftijd en de mate van klachten en instabiliteit zal er eerst geprobeerd worden doormiddel van een conservatieve behandeling de stabiliteit van het gewricht te vergroten. Indien een conservatieve behandeling, in de vorm van spierversterkende oefeningen onder begeleiding van een fysiotherapeut, onvoldoende effect heeft gehad, dan is een open latarjet-procedure, in geval van botverlies bij de kom, de eerst volgende keuze voor behandeling. Doormiddel van een incisie (snede) vanuit de oksel zal er een botblokje, met bijbehorende pezen, worden afgezaagd en verplaatst van het coracoid (botuitsteeksel voor aan het schouderblad) naar de voorrand van de schouderkom.
Voorbereiding op de operatie
Nadat u, in samenspraak met uw behandelend arts, heeft besloten om u aan uw schouder te laten opereren zal er eerst een poliklinisch vooronderzoek verricht worden. Deze bestaat uit een:
hartfimpje (eventueel)
bloedonderzoek
algemeen lichamelijk onderzoek
gesprek met de anesthesist over de verdoving.
Na deze vooronderzoeken wordt met u de operatiedatum gepland. U wordt de dag van de operatie nuchter opgenomen. Twee werkdagen daarvoor neemt u telefonisch contact op met de opnameplanning om te horen hoe laat u in het ziekenhuis wordt verwacht.
U verblijft 1 nacht in het ziekenhuis.
De eerste 6 weken na de operatie mag u uw arm en schouder gebruiken voor lichte activiteiten (zelfverzorging, aankleden, eten, drinken, computeren etc) maar niet voor zwaar werk.
Het kan dus handig zijn van te voren iemand te vragen die u eventueel kan helpen bij bijvoorbeeld het doen van zware boodschappen.
De eerste 6 weken draagt u alleen ’s nachts een armsling, om te voorkomen dat de arm tijdens uw slaap per ongeluk te ver naar buiten draait.
Na deze periode mag er langzaam weer krachttraining verricht gaan worden.
De verwachting is dat u na ongeveer 6 maanden weer volledig hersteld zult zijn.
De Operatie
U wordt nuchter opgenomen op de dag van de operatie. Zorg dat al uw sieraden af zijn, gebruik na het douchen geen bodylotion, dagcrème of make-up en verwijder eventuele nagellak (ook van de teennagels!).
Bij aankomst op de afdeling, neemt een verpleegkundige de nodige gegevens met u door. Ook worden bloeddruk, polsslag en temperatuur gemeten. Eventueel wordt er nog bloed afgenomen voor onderzoek. Als het mogelijk is geeft de verpleegkundige u een korte rondleiding over de afdeling.
Als voorbereiding op de operatie:
krijgt u, indien nodig, medicatie
zet u samen met de verpleegkundige met een merkstift een pijl op de te opereren schouder
moeten sieraden af, lenzen en gebitsprothese uit
krijgt u een operatiejasje aan
De verpleegkundigen van de afdeling brengen u naar de operatieafdeling. Hier krijgt een infuus en algehele verdoving. In veel gevallen zal de anesthesist tevens een regionale anesthesie toepassen waarbij alleen uw arm wordt verdoofd. Hierdoor heeft u de eerste 15 uur na de operatie minder pijn.
Tijdens de operatie ligt u op de rug. Nadat de schouder steriel is afgedekt maakt de chirurg een kleine snede in de okselplooi.
Nu zal het gewricht evenals het coracoid worden vrij gelegd van de omliggende weefsels. De orthopedisch chirurg zal de schade aan het gewricht opnemen en beginnen met het bewerken van de kom, zodat hier in een later stadium het botblokje op geplaatst kan worden. Om de kom te bereiken wordt de subscapularis spier (spier aan de voorzijde) gespleten maar niet losgemaakt, dit heeft als voordeel dat de sper na de operatie niet beschermd hoeft te worden en u de arm direkt mag gebruiken ! Hierna wordt er een blokje van het coracoid afgezaagd. De pezen die hier aan vast zitten blijven behouden en zorgen later voor extra steun ter preventie van eventuele dislocatie. Het afgezaagde blokje wordt nu, tezamen met de aangehechte pezen (conjoined tendon), vastgezet op de voorrand van de kom (glenoid) met behulp van schroeven om de instabiliteit van het gewricht op te heffen. De wond wordt gesloten met oplosbare hechtingen. De operatie duurt ongeveer 90 minuten.
Over het verloop van de operatie en de nabehandeling wordt u door de orthopedisch chirurg op de hoogte gesteld. Hij zal, waar mogelijk, nog dezelfde dag bij u langskomen op de verpleegafdeling.
Na de operatie
Na de operatie wordt u naar de uitslaapkamer gebracht waar uw bloeddruk, polsslag, ademhaling en wond gecontroleerd worden. Uw arm kan nog gevoelloos zij als gevolg van de regionale verdoving. Het gevoel in de arm is meestal binnen 24 uur terug.
U heeft een infuus en een wondverband op de schouder.
Na de operatie komt de arm in een sling (soort mitella). De sling voorkomt actieve bewegingen en spieractiviteit. Zorg ervoor dat bij het dragen van de sling de hand hoger hangt dan de elleboog.
Als alle controles in orde zijn, gaat u na ongeveer twee uur terug naar de verpleegafdeling.
U mag rustig aan weer gaan drinken en eten. Als u misselijk bent vertel dit dan tegen de verpleegkundige, hier kunt u medicijnen voor krijgen. Als u goed drinkt mag het infuus er af.
U bloeddruk, polsslag en temperatuur wordt nog een aantal maal gemeten. Tevens wordt de wond en urineproductie gecontroleerd.
Door de operatie kan de schouder pijnlijk en gezwollen zijn. U krijgt na de operatie 3 tot 4 keer per dag medicatie tegen de pijn. Neem deze in zodra ze u worden gegeven zodat u een spiegel opbouwt in het bloed.
Zo nodig krijgt u van de verpleegkundige de medicatie die u al voor de opname gebruikte. Neem nooit uw eigen medicijnen in zonder dit eerst te overleggen met de verpleegkundige.
Mogelijke complicaties
Gelukkig treden na een schouderoperatie niet vaak complicaties op. Desalniettemin bestaat er altijd een kans op complicaties Dit kan gaan om algemene complicaties of complicaties die specifiek bij deze operatie horen.
Nabloeding
Wondinfectie
Trombose in de arm (stolstel in een bloedvat)
Bovenstaande complicaties komen gelukkig zelden voor.
Over algemene complicaties rondom de narcose wordt u geïnformeerd door de anesthesist tijdens de vooronderzoeken.
Mocht u hierover nog vragen hebben dan kunt u dit altijd met uw behandelend specialist bespreken.
De dag na de operatie
De arts of arts-assistent komt de ‘s morgens langs om uw welbevinden en operatiewond te beoordelen. Als u zich goed voelt wordt het naaldje in uw hand verwijderd en mag u met ontslag.
De wond wordt afgeplakt met een waterdichte pleister zodat u kunt douchen. U wordt bij de lichamelijke verzorging door de verpleegkundige geholpen waar nodig.
De fysiotherapeut zal u eventueel uitleg geven over het gebruik van de sling. Tevens krijgt u instructies voor elleboog, pols en hand oefeningen. De orthopedisch chirurg geeft aan welke bewegingen verder zijn toegestaan.
Aandachtspunten na ontslag
Zijn de volgende zaken geregeld?
afspraak polikliniek Orthopedie 3 weken na uw operatie bij een arts-assistent of nurse practitioner
afspraak polikliniek Orthopedie 6 weken na uw operatie bij de orthopedisch chirurg
Heeft u een recept pijnstillers gekregen? Verdeel de inname hiervan op vaste tijden over 24 uur: bijvoorbeeld drie keer per dag elke acht uur pijnstilling. U mag de pijnmedicatie zelf verlagen op geleide van de pijn. Dus bij minder pijn minder pijnstillers. Neem eventuele maagbeschermers altijd één uur vóór uw pijnstiller in. Zorg dat u zelf al paracetamol in huis heeft. Deze zijn bij iedere apotheek en drogisterij zonder recept te verkrijgen.
Afhankelijk van de adviezen van de orthopedisch chirurg kunt u na ongeveer vier tot zes weken onder begeleiding van een fysiotherapeut de bewegingen van de schouder uitbreiden. Pas na acht weken mag u weer voorzichtig beginnen met spierversterkende oefeningen. Wanneer u weer mag gaan werken kunt u het beste overleggen met de arts.
Zolang de wond lekt, mag deze niet nat worden. Vanuit het ziekenhuis krijgt u een douchepleister mee. Dit is een speciale waterafstotende pleister waarmee u wel kunt douchen. De douchepleister mag maximaal 5 dagen blijven zitten. De hechtingen lossen na zes tot acht weken vanzelf op. Wij adviseren u de eerste vier weken niet in bad te gaan, aangezien dit de wond week kan maken.
Het is van belang dat u in de volgende gevallen contact opneemt met de arts:
Als de operatiewondjes plotseling erg gaat lekken.
Als een wondje steeds dikker wordt.
Als de pijn, ook in rust, in hevige mate toeneemt.
Als u koorts krijgt die hoger is dan 38,5° Celsius.
Belangrijke telefoonnummers vindt u achter in uw behandelwijzer
Wij zijn uw partner op weg naar uw voorspoedig herstel. Heeft u nog vragen? Stel deze dan gerust.